The Irascible 18

Een roerig kunstklimaat: New York 1950

Wat vooraf ging

Vanaf de late jaren 30 en in de Tweede Wereldoorlog wordt New York een tweede thuis voor veel jonge kunstenaars en kunstverzamelaars uit Europa. Zeewind waait door de kunstwereld, die ook de musea in beweging brengt. De eigentijdse Amerikaanse kunst moet zich opnieuw positioneren. In 1943 sluiten het Whitney Museum of American Art (Whitney) en het Metropolitan Museum of Art (The Met) een overeenkomst om hun collecties te combineren in een nieuw gebouw, gefinancierd door een schenking van Whitney-oprichter Gertrude Vanderbilt Whitney (1875–1942). Het Whitney zal zich concentreren op het verzamelen van Amerikaanse kunst, terwijl The Met zich richt op ‘klassieke’ kunst. Maar de beide partijen worden het niet eens over de definitie van hedendaagse Amerikaanse kunst. In oktober 1948 wordt het pact ontbonden. Twee maanden later kondigt The Met de oprichting aan van haar eigen Department of American Art.

Om de nieuwe afdeling landelijk bekendheid te geven, lanceert The Met de landelijke, competitieve tentoonstelling American Painting Today – 1950, waarin het museum Amerikaanse kunstenaars vraagt één werk ter beoordeling in te dienen. Een vooraf benoemd panel van experts zal oordelen of het werk deel mag uitmaken van de beoogde tentoonstelling, die dé hedendaagse schilderkunst in Amerika vertegenwoordigt.

De protestbrief

In maart 1950 ontvangt Roland Livingston Redmond, president-directeur van The Met, een protestbrief van Adolph Gottlieb, ondertekend door 18 schilders en 12 beeldhouwers. Volgens de protesterende kunstenaars verloopt het juryproces niet eerlijk. De voorgestelde juryleden zouden een conservatief en vooringenomen houding innemen en geen waardering hebben voor abstracte kunst. Abstract werkende kunstenaars boycotten daarom de wedstrijd door geen werk in te zenden.

‘The organization of the exhibition and the choice of jurors…does not warrant any hope that a just proportion of advanced art will be included. We draw to the attention… the historical fact that, for roughly a hundred years, only advanced art has made any consequential contribution to civilization.’

Een van de ondertekenaars is Barnett Newman. Hij kent de stadsredacteur van The New York Times en weet de protestbrief op de voorpagina te krijgen. De volgende dag publiceert Emily Genauer, kunstcriticus voor The Herald Tribune, een verdedigend weerwoord voor The Met. In haar artikel noemt ze de schilderende ondertekenaars snerend The Irascible 18, de lichtgeraakten.

De berichtgeving in de media, evenals de iconische groepsfoto in het tijdschrift Life, geeft de protestbeweging bekendheid en introduceert de term abstract-expressionistisch bij het grote publiek. Zo gaan The Irascible 18 de geschiedenis in als de eerste generatie abstract-expressionisten.

Het kwam goed

Destijds verdienden de ‘geïrriteerden’, met uitzondering van Jackson Pollock, nauwelijks iets aan hun experimentele werk. Tijden zijn veranderd. Veel ondertekenaars van de Irascibles-brief, onder wie Willem de Kooning, Mark Rothko, Barnett Newman, Clyfford Still, Ad Reinhardt, Robert Motherwell, Hedda Sterne en Louise Bourgeois, gelden regenwoordig als invloedrijkste kunstenaars van hun generatie,

Bovenstaande afbeelding is een werk in olieverf van Hedda Sterne, Machine (Anthropograph I), 1949, dat inmiddels al lange tijd deel uitmaakt van de vaste collectie van The Met.

Terug naar de top